‘Kijk toch, wat een mooie lucht’ zei een vriend tegen Johan Hendrik Weissenbruch. ‘Ach, ik schilder hem mooier’ was het antwoord.
Een wereld zonder wolken zou een regelrechte nachtmerrie zijn voor natuurfotografen. ‘Een strakblauwe lucht is wellicht ideaal voor zonaanbidders en terrasuitbaters, maar als landschapsfotograaf wil je toch echt graag wat wolken in beeld.’ Aldus Karin Broeckhuijsen, natuurfotografe uit Drenthe. Landschapschilders uit de 19e eeuw zouden het helemaal met haar eens geweest zijn, met dit verschil dat zij het steeds wisselende wolkenspel in de natuur met penseel en niet met de camera vastlegden en de woorden ‘zonaanbidder’ en ‘terrasuitbater’ toen nog niet bestonden.
Landschapschilders uit de 19e eeuw zouden het helemaal met haar eens geweest zijn, met dit verschil dat zij het steeds wisselende wolkenspel in de natuur met penseel en niet met de camera vastlegden en de woorden ‘zonaanbidder’ en ‘terrasuitbater’ toen nog niet bestonden. Voor veel romantische kunstenaars was de lucht het belangrijkste onderdeel van het landschapschilderij en in het begin van de 19e eeuw bracht dit onder Noord-Europese kunstenaars een complete wolkenmanie teweeg. De verschillende wolkenformaties, die steeds weer andere vormen, sfeer en lichtinval lieten zien, pasten helemaal in de sfeer van de romantiek, waar dramatiek en natuurverheerlijking een grote rol speelden.
Om alle wolken in kaart te brengen publiceerde de Britse amateur-meteoroloog Luke Howard in 1802 een wolkenclassificatiesysteem. Zijn ordening, met Latijnse benamingen en een indeling op hoogte, omvang en vorm, wordt ook nu nog door meteorologen gebruikt, maar is in de loop der tijd wel uitgebreid. Het systeem kent vier wolkenfamilies, de hoge wolken (6-12 km), de middelhoge wolken (2-6 km), de lage wolken (onder de 2 km), en de zich verticaal ontwikkelende wolken, door alle lagen heen. Deze wolkenfamilies worden weer verder onderverdeeld in wolkensoorten, afhankelijk van op welke hoogte zij zich bevinden. Veegwolken (cirrus), stapel- of bloemkoolwolken (cumulus), gelaagde wolken (stratus) en de verticaal ontwikkelde bewolking (nimbus) die zich dwars door alle lagen in de hoogte beweegt.
Howards systeem raakte in korte tijd wijd verbreid en zijn publicatie over wolken was een uitkomst voor veel romantische schilders, die meestal hun schetsen in de natuur maakten. Een uitgebreide beschrijving over wolkenfamilies en wolkengeslachten was een prachtig hulpmiddel bij het uitwerken van de luchten op hun schilderijen in het atelier.
De impressionisten lijken vrijer om te gaan met de weergave van wolkenluchten hoewel het, net als bij de romantische schilders, ook voor hen uitgangspunt is dat de lucht de stemming bepaalt. Die vrijheid werd deels bepaald door hun fysieke aanwezigheid in de buitenlucht; weer en wind werden getrotseerd om studies in de natuur te maken. Van Paul Gabriel gaat het verhaal dat hij een keer zó lang buiten doorwerkte dat hij ziek werd en daar een doofheid aan overhield. Anton Mauve probeerde vaak tevergeefs zijn vriend Willem Maris over te halen om bij slecht, en dus juist ‘interessant’ weer, naar buiten te gaan. Maar Willem bleef liever thuis, bij de kachel in zijn atelier. Zijn vriend intussen genoot ‘live’ van eindeloos gevarieerde wolkenformaties en legde deze ter plekke vast.
Wat waren zoal de wolken die de kunstenaars konden tegenkomen? De meest voorkomende wolk in Nederland is de laaghangende cumulus of ‘bloemkoolwolk’. Geen wonder dat deze dus ook vaak te zien is op de landschappen van de impressionisten. Het zijn dankbare wolken om te schilderen, vanwege het grote lichteffect dat ze teweegbrengen. Vaak is in de wolkenpartij de hand van de schilder te herkennen, elk van hen gaf hieraan een eigen interpretatie. We hebben het over een typische ‘Maris lucht’, het herkenbare ‘Weissenbruch wolkje’ en de ijle, ragfijne luchten van Jan Voerman. De mammatuswolk, letterlijk vertaald ‘borstenwolk’, is een ondersoort van de buienwolk cumulonimbus, genoemd naar zijn typerende vorm. Ze zijn vlak voor of na een bui te zien, bij laagstaande zon, een geliefd moment bij de romantische schilders. De ‘schapenwolk’, of hoge cirrocumulus wijst meestal op een naderende storing, maar voorlopig is het nog goed weer. Je ziet ze vaak op schilderijen. Het betekende dat de schilder nog rustig een tijdje buiten kon blijven zitten zonder nat te worden.
In de loop van de 20e eeuw, bij veel figuratieve modernen, leek het toetsen van wolken en lucht aan de realiteit geen prioriteit meer te hebben. Meer dan ooit geven wolken een sfeer weer. De kunstenaar neemt zijn vrijheid: in penseelvoering, in kleurgebruik, in de verbeelding, dus ook in de weergave van zijn wolken.
Op dit moment is het de vraag hoe luchten eruit gaan zien, hoe wolken gaan reageren op het opwarmende klimaat. Ons klimaat is een dynamisch systeem waarin niet alles hetzelfde blijft en waarin wolken een belangrijke rol spelen. Wolken zijn medebepalend voor de temperatuur. Aan de ene kant zijn ze goede reflectoren voor zonlicht – voornamelijk laaghangende wolken dragen aan dit koelende effect bij. Aan de andere kant zijn wolken ook goed in het vasthouden van warmte die anders de ruimte instraalt. Vooral hoge bewolking is verantwoordelijk voor dit opwarmende effect. Zal het firmament veranderen met meer koelende, laaghangende wolken of zullen het juist de hoge wolken zijn die gaan veranderen en de opwarming beïnvloeden?
Een groep bachelor studenten aan de Technische Universiteit van Delft hield zich in 2018 bezig met het idee om kunstmatige wolken te zaaien, hoog in de dampkring, als een noodoplossing om het zonlicht te weerkaatsen en de klimaatopwarming tegen te gaan. Zij ontwierpen een onbemand vliegtuig, dat op bijna 20 kilometer hoogte zwavelzuur in gasvorm moet verspreiden. Hun berekeningen gaven de volgende uitkomst. Wil je de aarde permanent afkoelen, zijn er 350 toestellen nodig met elk 35 ton zwavelzuur aan boord. Ze zouden 2 keer per dag moeten opstijgen en elk jaar 5 miljoen ton zwavelzuur in de stratosfeer moeten brengen. De groep viel stil toen men besefte wat het vraagt om op deze manier aan klimaatbeheersing te doen en sprak de hoop uit dit nooit te hoeven gaan toepassen.
Met dank aan Heleen de Boer, DTN Meteo.
Deze lage bewolking is de meest voorkomende in West-Europa en bestaat uit één wolkenlaag waarin vrijwel altijd donkere en lichtere gedeelten afwisselend voorkomen. Soms zijn de elementen met elkaar versmolten en vormen dan een gesloten wolkenlaag.
Op de Pelgrom zijn de toppen van de cumuluswolken ‘verwaaid’ door de sterke wind net boven de wolkenlaag. Op de Morel II zien we een gelaagde bolvormige stratocumulus. Met aan de linkerbovenkant van het schilderij een bankje altostratus (middelhoge bewolking). Op de Wiegers grote, laaghangende wolken stratocumulus in flarden met grijze en witte stukken. Het zijn massieve, soms donkere wolken die er dreigend uit kunnen zien. Tussen deze onregelmatige wolken is vaak een blauwe lucht of zijn zelfs zonnestralen te zien. Deze wolken geven niet vaak neerslag.
Dit type lage wolken die aan de bovenkant lijken op torens of kantelen, zien we als de windrichting chaotisch is. Meestal is dit een aanduiding op onstabiel weer en dat er onweer opkomst is.
De kleuren in de lucht hier zijn spectaculair. De mooiste kleuren geven de middelbare bewolking. Dit wolkendek hangt meestal hoog genoeg in de atmosfeer om de oranje tot rode kleur van de zon te verspreiden. De donkere plekken in de middelbare bewolking kleuren donkerder tot paars.
Zich verticaal ontwikkelende wolken. Meestal zijn het afzonderlijke wolken met scherpe randen, een donkere horizontale onderkant en naar boven toe een bloemkoolachtig uiterlijk. Ze kunnen in alle vormen en maten voorkomen: klein, middelgroot en groot.
Op de onderstaande Adriaan van ’t Hoff en Frans Langeveld zien we grote gezwollen cumuluswolken die als dikke bloemkolen in een vaak prachtige ijzig blauwe lucht (van oorsprong uit de poolstreek afkomstige koude lucht) voorkomen. Ze kunnen uitgroeien tot cumulonimbus.
Een zeer sterk uitgegroeide cumuluswolk. De cumulonimbus, die zich verticaal ontwikkelt, komt hoog, in de zomer vaak hoger dan 12 kilometer. In die laag is de lucht warmer waardoor de buienwolk niet meer verder stijgt. Boven die hoogte bolt de wolk niet verder omhoog, maar spreiden lucht en wolk zich uit in horizontale richting. Zo ontstaat het aambeeld of paddenstoelvormige wolk. De vorm van het aambeeld aan de bovenkant is vaak een voorbode van de komst van onweer.
Een middelhoog, grijs wolkendek dat zich over de gehele hemel uitstrekt en waaruit onafgebroken neerslag valt. De contouren zijn meestal vaag zichtbaar.
IJle, flardige hoge bewolking (cirrus) en cirrostratus. Een dun type wolk bestaande uit ijskristallen. Hij ziet eruit als een transparante, doorzichtige deken met soms een halo, waar de zon en maan zonder problemen doorheen schijnen. Daaronder, meer op de voorgrond, een altostratus matglaslucht met achterin een paar banken stratocumulus.