Parken, door de mens ontworpen en aangelegde groene gebieden met een voornamelijk recreatieve functie, bieden voor elk wat wils en zijn er voor iedereen, jong of oud, van alle rangen en standen. Tegelijkertijd geeft het aan iedere bezoeker een exclusieve ervaring.’ Zwervers lurken er aan Aldi-bier en moeders zogen hun baby’s. Zakenmannen lunchen en fitgirls verbranden er hun calorieën. Je kunt er socializen of actief spelen en sporten, maar ook in je eentje lezen of gewoon van de natuur genieten.’
Dat was lange tijd wel anders. In de 17e eeuw waren de parken er voor de rijken der aarde, mensen die genoeg geld hadden voor een buitenplaats. Rond 1900 kwam daar verandering in en werden stadssingels door de gegoede burgerij gebruikt om een wandelingetje of een ritje met een rijtuig te maken. Parken zijn altijd al een plek geweest waar schilders graag vertoefden vanwege de levendigheid en diversiteit van de bezoekers, elegante keuvelend dames op een bankje, wandelaars, ruiters, spelende kinderen, een kraampje op de hoek waar een drankje of ijsje gekocht kon worden en dit alles in een prachtige groene en kleurrijke omgeving.
In Europa bestaan de stadsparken sinds ongeveer een eeuw en vormen sinds de opkomst van de sterk groeiende stedelijke bebouwing de groene longen van een stad. Men komt er om energie bij te tanken of juist tot rust te komen, te wandelen of sport en spel te beoefenen. Meestal is er een visvijver, ligweide, een theeschenkerij en een kinderboerderij te vinden. Het grootste stadspark van de twintigste eeuw is het Amsterdamse Bos ter grootte van 935 ha, waarvan de gemeente Amsterdam eigenaar en beheerder is. De aanleg werd gestart in 1934, tijdens de crisistijd, en verschafte vele werkeloze Amsterdammers werk. Bij het ontwerpen van het bos stond één ding vast: het moest een bos voor alle Amsterdammers worden. Tot dan waren de Nederlandse parken vooral bedoeld voor een zondagse wandeling. Dat in Londen mensen in bv. Hyde Park parken op het gras mochten zitten of picknicken en in Duitsland in parken de mensen ruimte kregen voor sport en recreatie was revolutionair. Het Amsterdamse Bos moest een ideale mix zijn van natuurlijk parklandschap en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Met zijn 1000 ha aan bos, speelweide, polders, vijvers en watergangen is dit park 3 maal Central Park en 22 maal Het Vondelpark. Het heeft een roeibaan - de Bosbaan - een bezoekerscentrum, 200 km fiets- wandel en ruiterpaden, 14 km kanowater, 7 kiosken, een openluchttheater, kinderbaden en 53 bruggen van de Amsterdamse Schoolontwerper Piet Kramer.
In de huidige tijd geeft groen een steeds groter kwaliteitsimpuls aan de omgeving en worden onze parken steeds meer volgeladen met functies. Sporten, muziekconcerten en zelfs wonen, het moet allemaal in het groen. Ook landbouw gaat onderdeel van onze parken worden en uiteindelijk leven we hier straks misschien in één groot park.’