Visvangst en handel op zee zorgden in de 17e eeuw, de ‘Gouden Eeuw’ voor uitzonderlijke welvaart. Schilderijen van Nederlandse schilders met zeeslagen en historische voorstellingen konden zich in een enorme populariteit verheugen. Voor het genre van zeegezichten was in de 18e eeuw in Nederland niet veel belangstelling. Pas in de 19e eeuw werd het nieuw leven ingeblazen en werd het zeestuk opnieuw zeer populair. Het moest de glorie van de Gouden Eeuw afstralen op de eigen tijd en de zeeslagen tegen de Napoleontische overheerser vastleggen. Nieuwe scheepstypen ontwikkelden zich en de handelscheepvaart herleefde.
In Zeeland waren het diverse leden van de schildersfamilie Koekkoek die aan het begin van de 19e eeuw hun naam vestigden. Stamvader Johannes schilderde stadsgezichten met wateren, historische voorstellingen, maar vooral schepen op onrustige zee, ‘woelende wateren’. Schepen met stukgewaaide zeilen, langzaam zinkend in beukende golven en drenkelingen die zich vastklampend aan wrakhout in veiligheid proberen te brengen. Maar ook voor anker liggende schepen op spiegelend, rustig water, in windstilte, waren zijn specialiteit. Hermanus Koekkoek sr, jongste zoon van Johannes Hermanus Koekkoek trad in de voetsporen van zijn vader als marineschilder. Net als zijn vader had Hermanus veel oog voor het dagelijkse leven van het vissersvolk op de schepen. Ook hij blonk uit in de nauwkeurige weergave van verschilende scheepstypes met bijbehorende tuigage, de virtuoze tekening van het water en de levendige, verhalende stoffering. Zijn werkgebied lag aanvankelijk in de de Zeeuwse wateren en later, toen hij in Durgerdam en Amsterdam woonde, op de Zuiderzee die toen druk bevaren werd door de beroepsvaart.
In de loop van de 19e eeuw is er in de marineschilderkunst een verschuiving te zien van de zee naar het strand en van de scheepvaart naar figuren bij schepen. De nadruk lag op de weergave van zorgeloze scènes die zich op het strand afspeelden. De kust werd steeds meer een plaats voor plezier dan voor werk. Het uitbeelden van vissersleed, voorheen vaak het onderwerp op de schilderijen van Jozef Isaels, werd doorgaans vermeden. Uitzondering hierop was Hendrik Mesdag, die op relatief late leeftijd voor het schildersvak koos. Hij bleef de volle zee, met geen of weinig schepen, als belangrijkste thema zien. Hij legde strand en zee vast in haar voortdurend wisselende stemmingen vanuit zijn strandcabine op het Scheveningse strand. In een snelle, losse toets en met een eindeloze variatie aan bruine, gouden en grijze kleuren bracht hij deze motieven op het doek. Mesdag had een grote productie, als wilde hij alle verloren tijd inhalen.
In de 20e eeuw verliest de marineschilderkunst geleidelijk terein. Kunstenaars worden getrokken door het licht van de waterlandschappen en de mondaine sfeer langs de badplaatsen aan de kust. Vissers en hun schepen raken buiten beeld en worden vervangen door flaneurs op de stranden en boulevards. Wel blijft de zeilende beroepsvaart, die in de 20e eeuw nog decennialang onze rivieren bevolkt, voor schilders een aantrekkelijk beeld vormen.