Een interieur zegt iets over de smaak van degene die er woont. Kiest de één voor een inrichting die de binnenhuisarchitect heeft aanbevolen, een ander verzamelt met zorg objecten waardoor het interieur als verlengstuk van hemzelf kan worden gezien. Schilderijen met het interieur in de hoofdrol zijn daarom interessant: ze zeggen niet alleen iets over de smaak van de schilder en naar welk type interieur zijn voorkeur uitging, maar ze bieden vaak ook inzicht in de interieurtrends in zijn tijd.
De kunst van het alledaagse
Het interieur als genre ontstaat in de 16e eeuw, wanneer schilders als Pieter Bruegel de Oude religieuze thema’s loslaten en het dagelijks leven als onderwerp van de kunst nemen. In zijn boerenbruiloft uit 1567/1568 heeft hij veel aandacht besteed aan de sobere boerenschuur, waar het huwelijksdiner van het jonge stel plaatsvindt. In de 17e eeuw wordt het binnenhuis meer en meer gebruikt als hoofdthema voor een schilderij. Jan Steen, Pieter de Hooch en Johannes Vermeer, kunstenaars wier werk nu pronkt in de Eregalerij van het Rijksmuseum, schilderden rijkgedecoreerde salons, intieme doorkijkjes, werkende dienstmeiden en rommelige huishoudens.
Protestantse pracht
Als in de 19e-eeuwse schilderkunst een ‘revival’ plaatsvindt van de kunst die de Gouden Eeuw voortbracht, blijven ook de interieurs niet uit. Kerkinterieurs zijn populair – en dan met name die van protestantse kerken, nadat Willem I in 1816 de Hervormde kerk officieel als staatskerk heeft erkend. En was in de 17e eeuw een kerkinterieur vooral een perspectiefstudie (Saenredam), in de romantiek en het vroege impressionisme staat beleving meer centraal. Schenkel en Bosboom schilderen de gouden lichtinval, het geroezemoes tijdens een eredienst en de stilte van enkele gelovigen die het kerkruim bezoeken.
Warmte en gezelligheid
Na 1880 wordt het Hollandse boereninterieur populair. Jozef Israëls is een van de eerste meesters in het schilderen van de stemmige voorstellingen, waarbij het binnenhuis van boeren- en vissersfamilies met liefde werd weergegeven. Warme okerkleuren en blauwtinten brengen een ode aan de gezelligheid en huiselijkheid. Van de armoede waar de gezinnen mee te kampen hadden is weinig te merken. Het genre vindt gretig aftrek en schilderijen van Neuhuys, Kever, De Hoog en Pieters krijgen de naam ‘de Larense School’ toebedeeld. Het binnenhuis blijft intrigeren en is tot op de dag van vandaag een dankbaar onderwerp voor de kunst. Caféscènes, kaarslichtvoorstellingen, dansvloeren, schaakschilderijen, stalinterieurs; een ieder die zijn eigen interieur wil voorzien van een geschilderd exemplaar vindt hier en online zeker iets moois.