Figuren kunnen boeren of vissers zijn, een kinder- of babyfiguurtje, een portret of een naakt. Dit laatste was zowel een beladen als geliefd onderwerp. Eigenlijk werden vanaf de Middeleeuwen naakten uitgebeeld, bijvoorbeeld in voorstellingen van Adam en Eva of Danaë, later beroemd geworden door Rembrandt. Vanaf de Renaissance waren mythologische voorstellingen een geoorloofde manier om naakten te schilderen. Het ging dan meestal om de vrouw, want met of zonder kleren om het lijf was zij van oudsher een gewild artistiek thema. De man werd na de klassieke oudheid heel wat minder naakt afgebeeld. In Nederland kon men tot in de 18e eeuw het vrouwelijk naakt vrijelijk afbeelden, mits in allegorische of historische context of in kluchtige, eigentijdse voorstellingen. Door nieuwe ideeën over wat welvoeglijk was verdween het onderwerp steeds meer naar de achtergrond. Buiten de slaapkamer mocht het vrouwelijk naakt niet meer worden gezien.
Geïdealiseerd, gepast en fatsoenlijk
Door die strenge moraal werd het vrouwelijk naakt in de eerste helft van de 19e eeuw dan ook zelden geschilderd. Was dat wel het geval, dan volgden de kunstenaars de regels van de academie voor het uitbeelden van geïdealiseerd, vrouwelijk schoon. Op de academies tekenden studenten naar gipsen afgietsels van beelden uit de Klassieke Oudheid, en tot ver in de 19e eeuw werd het vrouwelijk levend naaktmodel uit de klaslokalen geweerd. Vrouwen werden vooral afgebeeld in hun rol als moeder, zorgend voor haar kinderen of breiend, handwerkend of dagdromend in een interieur.
Het levend vrouwelijk naaktmodel
In de tweede helft van de 19e eeuw versoepelden de regels enigszins. Op academies werden nu naaktmodellen toegestaan en er mochten ook imperfecties geschilderd worden. De emotie en persoonlijke indruk van de schilder werden belangrijk gevonden. Baadsters vormden een goed excuus voor schilders om naakten te schilderen. Henri Fantin-Latour, schilder van vele portretten, schilderde talloze naakten. De manier van afbeelden was vaak dromerig, het licht diffuus, waardoor er een esthetische afstand werd gecreëerd tussen het naakt en de toeschouwer. Het taboe was nog diep geworteld.
De pure, kale werkelijkheid
Het was de Amsterdamse schilder G.H. Breitner die het taboe bewust met zijn vlot geschilderde, realistische naakten wilde doorbreken. Hij maakte gebruik van modellen die hij van de straat haalde, vaak volksvrouwen met rode handen van het ruwe werk dat ze deden. De meningen van tijdgenoten over zijn schilderijen varieerden van gedurfd tot obsceen. Ook Isaac Israels en Kees Maks wijdden zich aan breed opgezette naakten, zij het dat ze delicater en minder ‘uitgekleed’ werden afgebeeld dan die van Breitner.
Liefde en emotie
In de 20e eeuw is het naakt in welke vorm of pose ook, algemeen geaccepteerd. Als reactie op de industrialisatie en verstedelijking idealiseerden de Duitse expressionisten het naakt in de vrije natuur. Leo Gestel en Jan Sluijters zorgen in Nederland voor spectaculaire expressionistische of luministische naakten. Het model is vaak de vrouw van de schilder. Een voorbeeld daarvan is een serie naakten van George Grosz, een van de belangrijkste kunstenaars van het Duitse expressionisme van de vroege 20e eeuw. Na een periode van zware maatschappijkritiek en reeksen rauwe tekeningen en schilderijen verliet hij in 1933 Berlijn en emigreerde met zijn vrouw en kinderen naar de Verenigde Staten. Daar maakte hij talloze naaktportretten van zijn vrouw, Eva Louise Peter. Niets van de rauwheid van zijn vroege naakten is in deze schilderijen en tekeningen terug te vinden. Ze getuigen van een diepe liefde van de schilder voor zijn model.