Cornelis Kuipers kunstwerk • schilderij • voorheen te koop Bloemen en kat op een marmeren tafel
Cornelis Kuipers
Dordrecht 1739-1802
Bloemen en kat op een marmeren tafel
olieverf op paneel 87,0 x 70,0 cm, gesigneerd linksonder en gedateerd 1779
Dit schilderij was voorheen te koop.
Deze werken werden tentoongesteld: Haarlem, Frans Halsmuseum, Het Boeket 21.3 t/m 19.5.1997 Dordrecht, Dordrechts Museum, bruikleen 1999-2001; opgenomen in tentoonstelling rond Jacob van Strij in Dordrechts Museum eind 1999-2000 en Twents Museum Enschede voorjaar 2000. De werkzaamheden bij een achttiende eeuws schildersbedrijf waren veelzijdiger dan nu het geval is. In de huizen werd vaak decoratief schilderwerk aangebracht; het hiervoor vereiste vakmanschap vervaagde de grenzen tussen huis-, decoratie of kunstschilderwerk. Deze combinatie van activiteiten was nodig, omdat men als kunstschilder niet genoeg verdiende om rond te komen. Een bekend Dordts voorbeeld van zo'n bedrijf was de succesvolle schilderswinkel van de gebroeders Abraham en Jacob van Strij. Jacob adviseerde jonge kunstenaars hem hierin na te volgen. Alleen diegenen, die uitblonken als kunstschilder werden vermeld in de door tijdgenoten geschreven handboeken. Dit artikel is gewijd aan Cornelis Kuipers, een man die een rol speelde in de Dordtse schilderkunst, maar waarover nauwelijks iets bekend is. (1,2). Hij werd geboren op 23 juli 1739 als zoon van de 'brave burgers' Hendrik Kuipers en Cornelia van Nispen (3). Al vroeg leerde hij tekenen en het was de bedoeling dat hij 'grofschilder' zou worden. Cornelis bracht zijn leertijd door in Den Haag bij Johan Hendrik Keller (ca. 1698-1765) en bij diens leerling Dirk van der Aa (1731-1809), waar plafonds, kamerbehangsels, panelen voor koetsen en schoorsteen- en deurstukken werden vervaardigd (4). Keller gaf Kuipers vaak gelegenheid om kunstschilderswerk uit te voeren (2). Na zijn opleiding vestigde Cornelis Kuipers zich in zijn geboortestad, waar hij op 1 januari 1764 trouwde met Adriana Booy (5). Zijn moeder was bij het huwelijk als getuige aanwezig, zijn vader was al overleden. Kuipers had een goed lopende schilderswinkel en nam zelf het decoratieschilderwerk in de huizen van voorname Dordtse ingezetenen voor zijn rekening. Voorbeelden hiervan zijn het schoorsteenstuk voor de Maaskamer, een nog bestaande koepelvormige kamer in het huis Wolwershaven 9 (6) en in 1778 een schoorsteenstuk in Lodewijk XV-stijl voor een huis in de Wijnstraat (7). Hij verzorgde het schilderwerk van het orgel en de preekstoel in de Lutherse kerk (8). Ook schilderde hij landschappen, bloemstukken en portretten, zoals een groepsportret van de familie Blussé in 1777 (9). Kuipers wordt bondig beschreven in het volgende citaat: 'C. Kuipers was een zwaarlijvig en deftig man, die veel vernuft bezat en het in de kunst zeer ver had kunnen brengen, indien hij van het begin af een goed meester voor de schilderkunst alleen was opgekweekt geworden' (2). 2 Kuipers was kennelijk bevriend met de schilder Cornelis Vermeulen (1732-1813), want deze stelde hem op 10 oktober 1771 aan als executeur testamentair, samen met de kunst- verzamelaar Wouter Uitterlimmige (10). Op 1 mei 1777 kocht Kuipers voor 900 guldens 'een koetshuis, een stallinge, benevens nog een huis en erf daar benevens staande ende gelegen agter het Bagijnhof eve over de brug binnen deze stad, belent 't huis van Anthony Schouwburg aan de eene en 't pakhuis van Michiel Boet aan de andere zijde' (11). In deze periode vervaardigde hij voor een thans afgebroken huis aan het Steegoversloot een serie behangselschilderijen met landelijke voorstellingen. Elegant geklede dames en heren bewegen zich in de idyllische omgeving met bossen en vijvers; prieeltjes noden tot rusten op plaatsen waar stilte slechts verstoord wordt door klaterende fonteinen. De aandacht wordt getrokken door een in de hoogte gestoken stoel, die vrijheid symboliseert; een profetische verwijzing naar de naderende Franse revolutie? De taferelen met naakte putti boven de deuren zijn gesigneerd en gedateerd 1773 en 1778 (9). In 1790 kocht Kuipers van zijn moeder Cornelia van Nispen voor zeshonderd gulden een huis op het Bagijnhof, naast dat van de notaris J.H. Schultz van Haegen (12). In 1782 werkte hij voor ene Ary van Pelt, van wie hij later nog een bedrag van 198 gulden en 18 stuivers te goed had (13). Vanaf 1783 was Kuipers luitenant van de tweede compagnie van de St. Joris schutterij, ook wel genoemd 'de schutters van den edelen voetboog' (14). Op een vlotte tekening van deze schutterij, beeldt hij zichzelf af met een palet in de hand (15). Hij zou tot 1793 luitenant bij de schutterij blijven. Er bestaat ook nog een tekening, waarop Kuipers de vrijheidsbeweging in de gilden omstreeks 1784 symboliseert (16). Het verlies van zijn 34-jarige talentvolle, ongetrouwde zoon Hendrik, die op 11 april 1798 in de Grote Kerk of op het bijbehorende kerkhof werd begraven, kon hij moeilijk verwerken (17). Zijn gezondheid leed eronder. Op 13 september 1800 liet het echtpaar Kuipers zijn testament maken (18). Cornelis vermaakte zijn kleren en het 'goud en zilverwerk tot zijn lijfsgebruik' aan zijn drie zonen, Johannes, Willem en Adrianus, Adriana vermaakte haar persoonlijke bezittingen aan de beide dochters, Maria en Cornelia. Willem zou ook nog het huis op het Bagijnhof erven en het pakhuis bij de brug, waarin de schilderswinkel gevestigd was, alsmede het gereedschap. Hij hoefde hiervoor niets in te brengen in de erfenis. Kuipers overleed op 4 december 1802 (2). In het begraafregister van de Grote Kerk werd op 10 december 1802 genoteerd: 'Cornelis Kuipers, op 't Bagijnhof, laat kinderen na, met de lijkkoets ten 11 uren' (17).