Willem Rip behoort tot de top van de zogenaamde 'nabloei' van de Haagse School. Hij schilderde een paar portretten, maar vooral landschappen in de buurt van zijn woonplaats Den Haag, met veel aandacht voor lichtval en stemming. Zijn kracht ligt in zijn ruimtegevoel en in zijn luchten met een zon die door het wolkendek heen breekt. Soms schilderde Rip ook landschappen in de buurt van Bloemendaal en in Noord-Brabant en Limburg.
Rip begon als lithograaf bij de firma Zijdeman en Musly in Rotterdam en studeerde in de avonduren aan de Rotterdamse Akademie voor Beeldende Kunsten. In 1873 behaalde hij een eerste zilveren medaille op een tentoonstelling in die stad. Kort daarop kreeg hij een Koninklijke subsidie toegekend, die hem in staat stelde een studiereis naar München te maken. In 1888 trouwde Rip met Johanna Jacomina Mooijman en vestigde zich in Den Haag, waar Willem Mesdag en Jozef Israëls regelmatige bezoekers waren aan zijn atelier aan de Laan van Meerdervoort en hij ook raadgevingen van Willem Roelofs ontving. Vooral Israëls had veel waardering voor het werk van Rip werk dat meerdere malen in Pulchri Studio tentoongesteld werd.
Rips voorkeur, als trouwe volgeling van de Haagse School, ging uit naar landschappen met veel water en mooie luchten. Omdat hij vond dat een kunstenaar zich steeds moest vernieuwen was hij altijd op zoek naar nieuwe, verrassende plekken in de natuur als inspiratiebron voor zijn werk. Rip blonk vooral uit als aquarellist; zijn impressionistisch geschilderde landschappen –polders met vaartjes en stadsranden met molens – zijn een terugkerend motief. Hij heeft een indrukwekkende lijst van bekroningen op zijn naam staan en nam deel aan vele tentoonstellingen, ook in het buitenland. Zo waren er eenmanstentoonstellingen van Rip in Londen en Parijs. Veel van zijn werk werd verkocht in Amerika, waar de Nederlandse schilderkunst van begin 20e eeuw zich verheugde in een grote populariteit. Ook de Koninklijke familie kocht verscheidene werken van Rip aan.