De Rotterdamse dichter-kunstenaar Willem Hussem bezocht korte tijd de Rotterdamse Academie en ging daarna in de leer bij de graficus Dirk Nijland. Zelf noemde Hussem zich later liever autodidact. Na zijn opleiding trekt hij in 1918 naar Parijs, zoals zoveel kunstenaars in die tijd deden en vestigde zich na korte tijd in de hoofdstad tot 1929 in Villeneuveles-Avignon. Terug in Nederland trouwt hij en woont daarop met zijn gezin van 1933 tot 1936 in Bougival bij Parijs waar hij in contact komt met Picasso en Mondriaan. In 1936, hij werkt dan nog figuratief, keert hij terug naar Nederland waar hij in de Haagse Schilderswijk gaat wonen. De Haagse jaren kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn voor Hussems ontwikkeling als kunstenaar van grote betekenis geweest. In deze tijd maakt hij zijn eerste non-figuratieve schilderijen en later, tijdens de Tweede Wereldoorlog, grafisch werk in inkt op papier vanwege een tekort aan schildermateriaal. In die tijd ontstaat ook zijn letterkundige activiteit tijdens bezoeken aan het Haagse kunstenaarscafé De Posthoorn, waar hij niet alleen schilders en andere vrienden ontmoet, maar ook een aantal schrijvers. Vanaf die tijd begint zijn zoektocht naar een eigen stijl met vrije, expressieve vormen, waarin hij streeft naar eenvoud en puurheid. Deze kwam voort uit zijn behoefte aan heldere denksystemen waarvoor hij inspiratie vond in de filosofie van Hegel en het Zenboeddhisme. In de jaren 50-60 resulteert dit uiteindelijk in een herkenbare stijl met uitgebalanceerde composities van lijnen, met sterke kleurvlakken en vormen op een monochrome ondergrond.
Hussem was lid en spil van de Haagse Posthoorn Groep. In 1949 sloot hij zich aan bij Vrij Beelden en in 1960 werd hij lid van de Haagse schildersgroep Fugare, waarvan de leden zich keerden tegen de ‘toevalligheid’ van het abstracte expressionisme van o.a. de Cobra-groep. Zijn hele leven bleef hij op zoek naar een manier van werken die aansloot bij zijn filosofische opvattingen, zowel in zijn schilderkunst als zijn dichtkunst. Zijn poëzie bestond vaak uit korte gedichten en in zijn schilderen vond hij via expressionisme en constructivisme uiteindelijk zijn eigen geometrische abstracte stijl.