Willem George Frederik Jansen werd geboren in Harlingen. Al vroeg openbaarde zich zijn aanleg als technisch tekenaar, maar het zou nog geruime tijd duren voordat hij als vrij kunstenaar aan het werk ging. In Arnhem begon Jansen met een opleiding tot smid en bankwerker op de ambachtsschool. Na zijn verhuizing naar Haarlem raakte hij bevriend met een decoratieschilder. Door hem ontdekte Jansen zijn belangstelling voor het schilderen en startte hij op de Kunstnijverheidsschool in Haarlem een opleiding tot decoratieschilder. Na zijn opleiding begon hij met plafondschilderingen in Amsterdam, en in 1896 werd hij aangesteld als hoofdontwerper bij de aardewerkfabriek ‘Rozenburg.
Na zijn huwelijk met Hildegonda Zijlstra in 1898 woonde hij tussen 1899 en 1908 in Loosduinen bij Den Haag en in Amsterdam. In Den Haag was Jansen dicht in de buurt van de plekken waar schilders als Jozef Israëls, Anton Mauve en Jacob Maris van de Haagse School een paar decennia eerder hadden gewerkt. Het was vooral Jacob Maris die hij bewonderde, wat te zien is in de vlotte, herkenbare, impressionistische penseelvoering van Jansen en zijn liefde voor het puur Hollandse landschap. Maar behalve de landschappen met molens en stadsgezichten die Maris veel maakte schilderde Jansen ook zee- en strandgezichten, intieme boerenerven, riviergezichten onder hoge luchten, weidelandschappen en stille heidelandschappen met schapen. Hij werd alom geprezen om zijn sterk ontwikkeld gevoel voor kleurnuances, vooral in gekleurde witten, groenen en grijzen.
Jansen was lid van Arti et Amicitiae in Amsterdam en de Haagse Kunstkring. In Den Haag raakte hij bevriend met Théophile de Bock en kreeg hij steeds meer bekendheid met zijn schilderijen door zijn deelname aan tentoonstellingen. Toch lukte het hem pas ná 1908 van zijn schilderkunst te leven. In dat jaar, na een bezoek aan Willem Knip in Laren, besloot Jansen naar het Gooi te verhuizen, waar hij zich in vestigde in de voormalige Brouwerij in Blaricum. Tot 1920 zou hij vooral in het Gooi werken en maakte hij uitstapjes naar Brabant en Drenthe. Na 1920 was hij vaak te vinden in Egmond aan Zee. Daar had de familie een huisje en kon Jansen naar hartelust in zijn eigen atelier studies maken van de vissersboten en schelpenvissers aan het strand.
Jansen was een bekwaam kunstenaar met een evenwichtig temperament, die veel vrienden had onder de Larense kunstenaars. Hij was een onafhankelijke persoonlijkheid, die zich niet snel liet beïnvloeden. Zijn nalatenschap is groot, hij maakte duizenden schilderijen, die worden gerekend tot de nabloei van de Haagse School. Hij verkocht goed en had ook relaties met Engelse, Amerikaanse en Canadese kunstkopers. Jansen overleed in Blaricum waar hij altijd was blijven wonen.