Wilhelm Frey werd opgeleid aan de academie van München tussen 1845 en 1852 en specialiseerde zich aanvankelijk, in navolging van Heinrich Heinlein, in romantische, fijn uitgewerkte berglandschappen met dieren en landvolk. Na de academie echter begon hij aan een zangopleiding en trad hij tot 1869 op in vele Duitse steden. Daarnaast bleef hij schilderen, vooral landschappen, figuren en dieren. Frey reisde veel. Hij was onder andere in Nederland (1882 en 1884-1893), Tirol, aan de Oostzeekust en op Nordeney. Ook verbleef hij in 1895, 1901 en 1903 maanden achtereen in Worpswede. In die tijd vindt hij ook aansluiting met de artistieke experimenten van de impressionisten. In 1895 werd Frey directeur van de Gemäldgalerie in Mannheim, een stad waarvan de omgeving hem ruimschoots stof tot schilderen leverde.