De Deense schilder Otto Bache startte op 10-jarige leeftijd zijn opleiding aan de Deense Koninklijke Kunstacademie in Kopenhagen. Zijn hele leven zou hij verbonden blijven aan deze academie, na zijn studie ook als docent en uiteindelijk als directeur. In zijn begintijd schildert hij in de naturalistische stijl van de academie voorstellingen van het dagelijkse leven op het platteland, waarbij dieren een prominente plek innemen. Dit verandert na 1866 als hij een studiebeurs krijgt voor een reis naar Parijs en Italië. Vooral zijn verblijf in Parijs, waar hij in aanraking komt met de nieuwe trends van het modernisme, blijkt van grote invloed op zijn onderwerpkeuze, kleur en de weergave van het licht. Bache bracht als eerste deze nieuwe, Franse benadering van het schilderen rond 1870 naar Denemarken. Maar, in tegenstelling tot zijn tijdgenoten, grijpt hij daarna tóch weer terug op de traditionele manier van schilderen voor de portretten en historische genrestukken waar hij zich steeds meer op zou toeleggen. Dit werk was zeer geliefd en gewild in de hogere, conservatieve kringen tot aan het Deense hof toe.