Johannes Hermanus was de eerste in het geslacht Koekkoek die van schilderen zijn vak maakte. Hij werd in 1778 geboren in Veere op het Zeeuwse eiland Walcheren en trok omstreeks 1800 naar Middelburg om in de leer te gaan bij de behangselschilder Thomas Gaal. Daarnaast volgde hij in de avonduren lessen op de Middelburgsche Teeken-Academie. In deze tijd begon hij ook te schilderen: schepen en zee, waarmee hij aanknoopte bij de heersende schildertraditie in het waterrijke Zeeland. Zijn oeuvre omvat stadsgezichten met water en historische voorstellingen, maar vooral schepen op onrustige zee, ‘woelende waters’ zoals hij ze noemde, of voor anker liggend bij windstilte. Taferelen die hij met de grootste precisie schilderde en voorzag van een levendige, verhalende stoffering. Johannes Hermanus was beroemd om zijn waarheidsgetrouwe weergave van allerlei scheepstypen. Tijdgenoten wisten te vermelden dat hij ter oefening en studie tot in de details gelijkende scheepsmodellen maakte. De zee, die zich in het goeddeels uit eilanden en water bestaande Zeeland gewillig leende voor de meest uiteenlopende transporten, was ook een vijand, die bij ongunstig tij en storm kon veranderen in een wild-kolkende watermassa. Een scheepsramp lag altijd op de loer. Johannes Hermanus schilderde deze het liefst dramatisch, het schip met stukgewaaide zeilen langzaam zinkend in beukende golven en drenkelingen die zich wanhopig vastklampend aan wrakhout proberen te redden. Johannes Hermanus werd een van de beroemdste marineschilders van zijn tijd en gaf zijn talent door aan vier van zijn acht kinderen.