De Utrechtse avant-garde schilder Janus de Winter maakte al rond 1915 abstracte schilderijen, voorstellingen ingegeven door emotie en het onderbewuste. Met zijn werk en theorieën, die overeenkwamen met die van zijn grote voorbeeld Wassily Kandinsky, beïnvloedde hij in zijn tijd vele Nederlandse kunstenaars, schrijvers en musici. Vanaf 1930 wordt het werk van De Winter traditioneler. Eerst schildert hij landschappen, interessant om hun kleurstellingen en vaak ongewoon grote afmetingen. De olieverf brengt hij op in grove streken en met paletmes. In de jaren daarna verlaat hij het expressionisme voorgoed en wijdt zich aan winterlandschappen en kleurige bloemstillevens.