Jacobus Hendricus Johannes Nooteboom woonde en werkte het grootste gedeelte van zijn leven in Amsterdam. Hij vormde zich als schilder grotendeels zelf, maar had van 1830 tot 1831 les van de Gentse landschapschilder Johannes Coucke. De schilder moet niet onbemiddeld geweest zijn, want hij maakte veel studiereizen, onder andere naar de Ardennen, Zwitserland (1837) en verschillende malen naar Duitsland (1836 en 1839). In Nederland maakte hij veel schetstochten door Gelderland en Overijssel. Nooteboom schilderde voornamelijk romantische, bergachtige landschappen met herders en vee en Hollandse zeegezichten. In dit laatstgenoemde genre werd zijn penseelstreek geleidelijk aan vrijer en losser, zonder dat zijn werk echt impressionistisch werd.