Het onderwerp van veel schilderijen van Gerrit Benner is het Friese land met z'n ruime horizon, de boerderijen, de duinen en het vee op het land. Daarbij ging het hem niet om een zuivere weergave van de werkelijkheid maar om de uitdrukking van zijn diepe bewondering voor die natuur, in simpele vormen en vier of vijf vaste kleuren. Hij werkte figuratief maar vereenvoudigde zijn voorstellingen; in zijn landschappen voerde hij de abstractie het verst door. Benner was autodidact. Hij werkte tot 1953 in het cultureel nogal geïsoleerde Friesland; daarna verhuisde hij naar Amsterdam waar hij werd opgenomen in de naoorlogse vernieuwingsbeweging die het kunstklimaat in Amsterdam beheerste.
Benner wordt geboren in Leeuwarden en krijgt een opleiding tot huisschilder aan de ambachtsschool. Hij trouwt er met Geesje Schaap en samen openen ze een zaak in galanterieën. In zijn vrije tijd is hij vaak op het water te vinden met zijn boot, van waaruit hij het Friese landschap schetst. Gedurende de crisistijd gaat de zaak failliet en raakt Benner in een lang aanhoudende depressie. Bijna al het werk dat hij tot dan toe maakte wordt door hem vernietigd.
Na de Tweede Wereldoorlog kiest Benner op bijna 50-jarige leeftijd definitief voor de kunst en komt hij met de recente ontwikkelingen in de kunst in aanraking als hij de Groningse Siep van den Berg leert kennen en het werk van Hendrik Werkman via diens dochter Fie. In Groningen waar hij regelmatig verblijft, tekent en aquarelleert hij wat hij in de omgeving tegenkomt, maar ook vanuit zijn fantasie. Behalve landschappen zijn bloemen, vogels en fabelachtig weergegeven ruiters met paarden terugkerende motieven in zijn werk. In die tijd komt Benner ook regelmatig op Terschelling. De duinen en zee die hij daar schildert laten steeds minder diepte zien, maar zijn een stapeling van vlakken en vormen zonder horizon.
In de jaren die volgen maakt Benner kennis met de CoBrA schilders Karel Appel en Corneille. Onder hun invloed gebruikt hij steeds meer kleur en krijgt hij zijn eerste tentoonstellingen in Groningen en Amsterdam. Zijn zoon huurt begin jaren ’50 een atelier voor hem in Amsterdam en al snel verhuist Benner definitief naar de stad. Daar blijkt hij met zijn expressieve en kleurrijke stijl wonderwel goed te passen in het heersende, experimentele klimaat. Hij begint steeds meer met olieverf te schilderen op groter formaat dan hij gewend was en zijn composities worden steeds eenvoudiger. Zijn werk wordt internationaal tentoongesteld in de Verenigde Staten, Duitsland en Zwitserland. Willem Sandberg, bewonderaar en vriend, koopt voor het Stedelijk Museum werk van hem aan.
Vanaf de jaren ’70 is Benner steeds meer te vinden in het familiehuis in Friesland, waar hij bijna uitsluitend de weidsheid van het landschap vastlegt in expressionistische stijl die nooit helemaal abstract werd. Altijd zou het landschap herkenbaar blijven in zijn werk.