Gérard Grassère was een schilder die zichzelf telkens vernieuwde. Aanvankelijk onder invloed van het Vlaamse expressionisme en Constant Permeke ontwikkelt hij na de tweede wereldoorlog een meer persoonlijke stijl. Van 1949 tot 1951 maakt hij een serie werken getiteld ‘Mechanische compositie’. De vormentaal ervan is ingegeven door de industriestad Eindhoven, waar Grassère dan woont, en waar hij een fascinatie ontwikkelt voor de wereld van de machine. Deze ziet hij als robotachtige wezens, waarmee de arbeiders hun eentonige werk verrichten. Hij schetst en schildert deze ‘monsters’ echter in vrolijke kleuren. In latere jaren raakt de schilder steeds meer in de ban van Cobra, weer later verbindt hij zijn kunst met muziek en poëzie.