Ewald Mataré begon zijn kunstopleiding in Berlijn met het idee schilder te worden. In de jaren ‘20 verruilde hij verf en penseel voor hout en beitel en wijdde hij zich aan houtsnede en beeldhouwkunst. Later werkte hij ook in steen, terracotta en brons. Hoofdthema’s zijn de mens en het dier. Mataré ontwikkelde een zeer kenmerkende stijl: de vorm van zijn onderwerp is sterk geabstraheerd, zodat een vereenvoudigd ‘oerbeeld’ ontstaat. Als docent aan de academie in Düsseldorf (1932/’33, 1945-’57) en door talrijke publieke en kerkelijke opdrachten heeft hij een belangrijke invloed gehad op de naoorlogse Duitse kunst. Zijn bekendste leerling was Joseph Beuys. Mataré werd vele malen onderscheiden. De nalatenschap van Mataré wordt beheerd door het Museum Kurhaus in Kleef.