Eugène Brands, geboren in Amsterdam in 1913, volgt opleidingen aan de Handelsschool en Kunstnijverheidsschool in zijn geboorteplaats. Nadat hij een aantal jaren als reclametekenaar heeft gewerkt besluit hij te gaan schilderen. Daarin is hij autodidact. Hij experimenteert tijdens de oorlogsperiode met onder andere drip-paintings die hij ‘kosmische kunst’ noemt. Deze uitdrukkingen van denkbeeldige sterrenbeelden zijn surrealistische tekeningen in inkt op papier, die door middel van vloeien, vlekken en spatten als willekeurig ontstaan. In 1946, tijdens de tentoonstelling ‘Jonge Schilders’ in het Amsterdamse Stedelijk Museum trekt hij de aandacht met zijn Deksel des hemels, een pannendeksel gevuld met witte verfspatjes die een melkwegstelsel uitbeelden en handvaten in de vorm van een regenboog. Karel Appel, Anton Rooskens en Corneille, onder de indruk van Brands’ speelse kunstuitingen, vragen hem toe te treden tot de Experimentele Groep REFLEX, die kort daarna opgaat in de CoBrA-beweging. Wat deze schilders bond was een heftig verlangen naar een vrije, spontane uitdrukkingswijze. Na de geruchtmakende tentoonstelling van CoBrA in 1949 echter besluit Brands de groep alweer te verlaten. Hij voelt zich wel aangetrokken tot het ondogmatische karakter van CoBrA, maar neigt meer naar een solitair kunstenaarschap. De tien jaar daarop trekt hij zich terug in zijn atelier en haalt zijn inspiratie uit de wereld van het kind, daarbij geïnspireerd door de spontane tekeningen van zijn dochter Eugénie. Hij schildert in een lyrisch-abstracte stijl met een wollige uitstraling, die karakteristiek is voor zijn gehele oeuvre. De voorstellingen, meestal in olie of gouache op papier, stralen een sprookjesachtige sfeer uit waarin mensen, dieren en dingen vliegen of zweven. Een centraal thema is het mysterie van het universum dat Brands in een geheimzinnige, wattige wolken substantie weergeeft. In de jaren ’50 beeldt hij dit uit met de voor CoBrA kenmerkende fellere kleuren en zwart, in de jaren ‘60, als hij de figuratie weer voor abstractie verruilt, in transparant oranje, wit, geel, heldergroen en lichtblauw. De verf brengt Brands meestal dun op, om zo het ‘wattige en wolkige’ effect te verkrijgen.
Na zijn eerste solotentoonstelling 1939 in Amsterdam neemt Brands deel aan vele nationale en internationale solo- en groepstentoonstellingen, o.a. van Nieuwe Stromingen, Vrij Beelden, Creatie, Liga Nieuw Beelden en de Salon des Réalités Nouvelles in Parijs. De groepstentoonstelling georganiseerd door Willem Sandberg in 1962 in Het Stedelijk Museum Amsterdam, zorgt voor zijn uiteindelijke doorbraak en maakt hem niet langer afhankelijk van de BKR regeling. Vanaf 1967 geeft Brands les aan de Koninklijke Academie voor Kunst in Den Bosch. Uit deze periode stammen de geabstraheerde landschappen met ‘koeienvlekken’ en wolkenformaties.
Brands woont en werkt in Amsterdam. Vanaf 1974 betrekt hij een zomerverblijf in Nunspeet op de Hoge Veluwe, waar hij op groot formaat kan schilderen en zich door de nabijheid van de natuur nog meer verbonden voelt met het mysterie van de kosmos. In 1993 besluit hij te stoppen met schilderen op doek, dat hem fysiek te zwaar wordt en beperkt hij zich tot gouaches op papier. In 1999 ruilt Brands zijn atelier in Nunspeet om voor een studio in Zuid Frankrijk. Helaas kan hij daar niet lang van genieten. Op 15 januari 2002 overlijdt hij, op de dag van zijn 89e verjaardag.