Cornelis Kuijpers wordt gerekend tot de nabloei van de Haagse School. Zijn weergave van het landschap doet sterk denken aan Willem Maris. Gestimuleerd door zijn leermeesters van de Quellinusschool in Amsterdam trok Kuijpers met zijn schildersezel de natuur in. Eerst in Rijswijk en later in het bosrijke Renkum (1898-1910) schilderde hij in een zilvergrijs en smaragdgroen palet dampige weilanden met slootjes, bloeiende boomgaarden en dobberende tjalken langs de waterkant. Samen met onder anderen Théophile de Bock en Charles Dankmeijer exposeerde hij zijn werk op tentoonstellingen van de Renkumse kunstenaarsvereniging Pictura Veluvensis.
De jonge Kuijpers kreeg het schilderen met de paplepel ingegoten, zijn vader Jan schilderde landschappen en genrestukken in romantische stijl. Na zijn opleiding op de Quellinusschool in Amsterdam kreeg hij in het atelier van zijn vader verder les in het schilderen van landschappen. Na zijn huwelijk vestigde Kuijpers zich in Rijswijk, waar twee zoons worden geboren. Hoewel de omgeving van Den Haag niet meer de aantrekkingskracht van enkele decennia daarvoor had op kunstschilders, vond Kuijpers er nog genoeg inspiratie voor zijn landschappen.
In 1896 vertrok het gezin naar Renkum waar ook Théophile de Bock, een van de Haagse School schilders, nog woonde. Zijn invloed is duidelijk zichtbaar in de bosgezichten van Kuijpers waarvoor hij buiten in de natuur zijn inspiratie vond; zijn atelier was de natuur zelf. Kuijpers onderscheidde zich van de Haagse school schilders met zijn laat-impressionistische stijl en een heel eigen kleurgebruik van frisgroen en grijs. Altijd ligt de nadruk op het landschap zelf en is stoffering met dieren en figuren ondergeschikt. Zijn werk wordt grotendeels via de Amsterdamse kunsthandel Buffa verkocht, tot aan Spanje toe, waar hij ook diverse prijzen behaalt.
Na de verhuizing terug naar Den Haag vanwege de scholing van zijn twee zonen verlangde Kuijpers vaak terug naar de Veluwezoom, waar hij zich kennelijk meer op zijn gemak voelde tussen de bossen dan aan de kust. Pas nadat de familie weer verhuisde, ditmaal naar Soest, werd de invloed van de Haagse Scholers meer zichtbaar en verschenen grote wolkenpartijen en lichteffecten in zijn werk. Kuijpers stond bekend als een consciëntieuze schilder, die zijn schilderijen perfect afleverde. Verf en linnen moesten aan de hoogste eisen voldoen. In het verenigingsleven – hij was actief binnen Pictura Veluvensis in Renkum – was hij een gewaardeerde collega. Zijn beide zonen bracht hij, net zoals zijn vader dat bij hem deed, de liefde voor het schildersvak bij. Zelf schilderde Kuijpers actief tot aan zijn dood toe, in 1932.