Co Breman was samen met Ferdinand Hart Nibbrig één van de eerste schilders in Nederland die de pointillistische techniek toepaste om de sfeer van het warme, zomerse licht in zijn schilderijen te vangen.
Geboren in Zwolle in 1865 werd Breman, na het vroegtijdige overlijden van zijn vader, door zijn voogden gestimuleerd een artistiek beroep te kiezen. In zijn geboortestad ging hij naar de teken- en schilderschool van J.H. Huibers, waar hij zijn lerarenakte tekenen haalde. In 1889 vertrok Breman voor een paar jaar naar Brussel waar hij aan de Academie lessen volgde en daarnaast ook in decoratie ateliers werkte. Met Douwe Komter, die zich net als Breman later in het Gooi zou vestigen, trok hij daarna nog een jaar naar Parijs, waar hij zich vooral toelegde op decoratie schilderen. In Brussel, in die tijd een belangrijk cultureel centrum, maakte hij kennis met de moderne kunststromingen van die tijd als Art Nouveau en symbolisme. Maar Breman werd vooral geïnspireerd door het pointillisme, een schildertechniek die als reactie op het impressionisme ontstond aan het eind van de 19e eeuw. Kleuren werden in stippen ongemengd op het doek aangebracht. Door het menselijke oog werden de verschillende kleuren die naast elkaar stonden als een secondaire kleur waargenomen. Op deze wijze kon in een kunstwerk sterk de nadruk gelegd worden op de weergave van het licht en de lichteffecten.
In Brussel had Breman veel succes met zijn decoratie ontwerpen en in Amsterdam werd hij uitgenodigd voor het decoreren van een tentoonstelling voor het Hotel- en Reiswezen . Via Amsterdam, waar hij lid werd van het Sint-Lucasgilde en Arti et Amicitiae, trok Breman in 1897 naar Het Gooi, enthousiast gemaakt door de verhalen van zijn Amsterdamse schildersvrienden. In Blaricum, waar hij zich met een paar vrienden in een oude brouwerij vestigde, zou hij zich, naast opdrachten voor decoratiewerk, vooral toeleggen op het landschap. Breman schilderde in zonlicht badende akkers, slingerpaadjes langs korenvelden en boerderijen. Hij werkte hard, maar zocht ook de ontspanning. Hij was dol op feesten en partijen en samen met zijn vrienden, waaronder amateur kok Derk Meeles, werden talloze eet-en drinkfeesten georganiseerd. Ook was de groep vaak te vinden in de herberg van Jan Hamdorff, de ontmoetingsplaats van artistiek Blaricum, waar Breman enthousiast medeorganisator werd van feesten die daar plaatsvonden.
Breman exposeerde vaak op de tentoonstellingen van de Gooise schildersvereniging ‘De Tien’, waar hij veel succes had en ook was hij bijna 12 jaar lang voorzitter van de kunstenaarsvereniging Laren-Blaricum. Behalve het Gooise landschap werd Breman nog altijd getrokken door het rivierlandschap van de IJssel, zijn geboortegrond, waar hij in de buurt van Zwolle en later ook Deventer de uiterwaarden, al dan niet met grazende koeien, vastlegde, naarmate hij ouder werd steeds meer in impressionistische trant. Het liefst liet hij in zijn schilderijen de zon opstijgen, zelden schilderde Breman avondstemmingen.
In 1912 trouwde Breman met Lizzy Schouten, een portretschilderes. Kort daarop vertrokken zij voor twee jaar naar Italië. Bij hun terugkeer brachten zij een schat aan schilderijen, studies en tekeningen mee. Breman had weinig moeite met de verkoop van zijn werk, niet alleen in Nederland, maar ook in Madrid, Berlijn, London, San Francisco, Glasgow en zelfs San Francisco was er belangstelling. Terug uit Italië betrok het echtpaar een woning op de Torenlaan in Blaricum, waar Breman in 1938 overleed. Blaricum verliest dan een graag gezien en kleurrijk figuur, altijd opgeruimd en zeer geliefd onder zijn collega schilders.