Catharina Kiers erfde haar schildertalent van beide ouders: Petrus Kiers en Elisabeth Alida Haanen. Uiteindelijk werd ze ‘bloemschilderes’ en legde zich toe op een genre dat in de 19e eeuw grotendeels door vrouwen werd beoefend. Haar stillevens bestaan uit nonchalant geschikte boeketten, soms neergelegd op een tafel of op de bosgrond. Omdat het belangrijk was dat de bloemen er natuurlijk uitzagen kregen ook uitgebloeide exemplaren of een verdord blad een plaats in de compositie. Catharina schilderde grotendeels voor haar plezier, al nam ze regelmatig deel aan tentoonstellingen.