Van jongs af was het voor Andries van den Berg duidelijk dat hij ‘in de kunst’ wilde. Hij werkte eerst als lithograaf, omdat zijn ouders geen brood zagen in een bestaan als kunstschilder. Op de academie in Den Haag volgde hij vanaf 1867 in de avond schilderlessen. Aan deze academie werd hij later docent, onder meer van Jan Wittenberg en Leendert van der Vlist. Ook zijn zoon W.H. (Willem) van den Berg kreeg les van hem. (Duin)landschappen, boereninterieurs, (bloem)stillevens en figuurstukken schilderde Van den Berg voornamelijk; ook was hij een uitmuntend graficus. Aanvankelijk werkte hij in romantische trant, maar rond 1900 ontstond een meer impressionistische stijl, met onderwerpen ontleend aan het dagelijkse bestaan.