Albert Neuhuys heeft een bepalende invloed gehad op de artistieke en picturale ontwikkeling van de Larense School, in het bijzonder op de verbeelding van Gooise boereninterieurs. Hij was, samen met Jozef Israëls, de ontdekker van het dorp Laren, waar hij in de schemerige kamertjes van de boerderijen het onderwerp voor zijn schilderijen vond. Door zijn opleiding aan de Antwerpse academie was hij sterk gebonden aan de romantische kunst, maar rond 1875 kwam Neuhuys onder invloed van Jacob Maris tot een gematigde impressionistische stijl. Hij genoot internationaal aanzien en zijn naam was tot in Amerika bekend.
Geboren in Utrecht wordt Neuhuys daar opgeleid aan de Utrechtse Stadsschool der Teeken- en Bouwkunde, waarna hij vanaf 1868 vier jaar avondcursussen volgt aan de Antwerpse Academie.
Terug in Nederland woont hij eerst een tijdje in Amsterdam, waar hij zich vooral toelegt op het schilderen van historiestukken, portretten en interieurs. In 1872 trekt hij naar Den Haag met zijn tien jaar jongere vrouw Neeltje Boeder, waar hij zich al snel thuis voelt in het artistieke milieu. Jozef Israëls, Jacob Maris en Anton Mauve behoren tot zijn vrienden. Neuhuys trekt erop uit en vindt zijn inspiratie in en rond het vissersplaatsje Scheveningen. Een populair thema van die tijd zijn de jonge visserspaartjes die hij liggend in een duinpan of in gesprek bij het raam schildert.
In 1883 volgt Neuhuys Jozef Israëls naar het pittoreske Laren. Het is de tijd van de opkomende industrie en de Haagse Scholers zijn op zoek naar onbedorven plekjes in de natuur. De binnenhuizen van Neuhuys met rijke burgers maken plaats voor interieurs waarop hij de lokale boerenbevolking in de klederdracht van Laren afbeeldt. Zo gecharmeerd is hij van het dorp dat hij er in 1883 gaat wonen, naast zijn schildersvriend Anton Mauve. In zijn atelier in Laren heeft Neuhuys een Larens binnenhuis nagebouwd, waar hij rustig kan werken en waar het genre ontstaat waarmee hij bekend zou worden, de Larense binnenhuizen. Vooral in Engeland en Amerika oogst hij groot succes met zijn Larense interieurs. Ze worden zelfs zo populair dat in Nederland een handeltje ontstaat met kopieën van zijn werk die in het buitenland als echt werk van Neuhuys worden verkocht. Al hadden de inwoners van Laren en Blaricum het zwaar, Neuhuys beeldde nooit de schrijnende kant van hun leven af op zijn schilderijen. Ze worden bevolkt met boerinnen en spinsters, mollig en blozend, en kinderen die er gelukkig en goed doorvoed uitzien. In Nederland wordt Neuhuys’ werk aanvankelijk beschouwd als ‘oppervlakkig en betrekkelijk inferieur, techniek en stofuitdrukking onvoldoende’. Vanaf 1904 verandert de waardering voor zijn werk permanent. In het jaar wordt hij geridderd ter ere van zijn zestigste verjaardag en krijgt hij ook zijn eerste overzichtstentoonstelling bij de Rotterdamse Kunstkring.
In 1900 verhuist Neuhuys weer naar Amsterdam, dan het culturele brandpunt van het land. Regelmatig reist hij nog naar Laren om daar zijn befaamde interieurs te maken. Neuhuys was reislustig en doorkruiste vele Europese landen. Tussen 1904 en 1910 brengt hij diverse malen een bezoek aan de Verenigde Staten waar hij groots onthaald wordt vanwege de populariteit van zijn binnenhuizen. Na zijn verhuizing naar Locarno in 1914 overlijdt hij daar vrij plotseling. Neuhuys wordt in Den Haag begraven en Arti et Amicitae eert hem met een grootse herdenkingstentoonstelling.