De jong gestorven Haagse schilder Abraham Fresco heeft een klein maar interessant oeuvre nagelaten. Al op de lagere school viel zijn tekentalent op en op advies van zijn onderwijzers ging hij eerst naar de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en daarna naar de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam. In 1928 – Abraham was toen 25 jaar – werd hij in het Joodse weekblad De Vrijdagavond omschreven als een ‘zeer bescheiden, serieuze, hardwerkende jongeman’ voor wie een ‘grote toekomst’ was weggelegd. Aanvankelijk werkte Fresco vooral als portretschilder, maar later legde hij zich meer en meer toe op het schilderen van het stadsleven en genrestukken. Zowel zijn verstilde pleinen als bruisende winkelstraten en voorstellingen van volksfeesten worden gekenmerkt door een krachtige penseelvoering en een schitterend coloriet. Abraham Fresco, zijn vrouw Debora Engelsman en hun dochter Marga zijn in 1942 opgepakt en op transport gesteld. Op 19 november 1942 werden ze in Auschwitz vermoord.